Anton Corbijn in Den Haag
Door Gert VerbeekAnton Corbijn heeft tijdens zijn lange en imposante carrière zoveel beroemdheden voor de camera gehad dat beroemdheid zelf ook een thema is geworden in zijn oeuvre. De fotograaf probeert in enkele van zijn projecten vermaarde internationale muzikanten en filmsterren weer terug te brengen tot alledaagse mensen, wat geen eenvoudige opgave is zoals blijkt uit de twee overzichtstentoonstellingen die op dit moment in Den Haag aan zijn werk zijn gewijd.
Anton Corbijn (Strijen, 1955) fotografeerde in het begin van zijn loopbaan veel bands en muzikanten die op dat moment nog relatief onbekend waren. Sommige van zijn onderwerpen verwierven uiteindelijk cultstatus, zoals Cabaret Voltaire, Fad Gadget, Slits, Joy Division en Cocteau Twins. Andere groeiden uit tot wereldsterren, zoals Kurt Cobain en U2. De schuchtere Nederlandse fotograaf werd dankzij zijn veelgeprezen herkenbare kunstzinnige stijl een magneet voor muzikale grootheden en levende legendes. Op de tentoonstelling 1-2-3-4 in het Fotomuseum in Den Haag is onder meer een wand gewijd aan The Rolling Stones. Zelfs de Bee Gees wilden graag voor hem poseren.
Op de tentoonstelling Hollands Deep in het Gemeentemuseum Den Haag zijn onder meer enkele van de beroemde foto’s uit Corbijns eerste fotoboek Famouz (1989) in het groot te zien. Een retrospectief van Corbijn kan niet zonder zijn iconische portretten van Miles Davis, Captain Beefheart, David Bowie en Michael Stipe. Zij danken hun faam natuurlijk aan hun muziek, maar je hoeft de muziek niet gehoord te hebben om ze te herkennen. Imago is onlosmakelijk aan (pop)muziek verbonden. Sterren cultiveren hun bijzondere uiterlijke kenmerken. Ze zijn een merk geworden door toedoen van markante gezichtsbeharing, een of meerdere tatoeages, een kaalgeschoren hoofd of een typische lichaamshouding.
De fotograaf speelt met uiterlijk vertoon in de serie zelfportretten die hij in 2001-2002 vastlegde onder de titel a.somebody. Hij verkleedde zich als befaamde overleden muzikanten en fotografeerde zichzelf op verschillende locaties in zijn geboorteplaats Strijen, niet bepaald een plek die je met rock-’n-roll associeert. Je hoeft vaak zelden het titelbordje te checken om te weten welke muzikant hij uitbeeldt: John Lennon (de ronde zonnebril en het witte T-shirt met New York als opdruk), Janis Joplin (de gekleurde bril, de lange ongekamde haren, de kralenkettingen), Kurt Cobain (het blonde sluikhaar, de zonnebril met het witte montuur) en Bob Marley (rastalokken, regenboogmuts, een voetbal onder zijn arm). Bij de foto met de snor moest ik toch even lang nadenken (Freddie Mercury natuurlijk). Ian Curtis van Joy Division is alleen herkenbaar als je zijn geschiedenis kent en weet waarom hij bijna wordt opgeslokt door een donkere schaduw die via de grond op hem afkomt.
Beroemdheden zijn zelden in staat om aan hun imago ontsnappen. Eddie Vedder herken je zelfs als je slechts zijn silhouet ziet en de indringende, bijna intimiderende blik van Pete Townshend is zo sterk dat je hem ook herkent in het donkere interieur van een Londense taxi. In de fotoserie 33 Still Lives (1999) zijn bekende personen zogenaamd tijdens dagelijkse activiteiten vastgelegd, alsof ze zijn gesnapt door paparazzi-fotografen. Zelfs ver buiten spotlichten en rode lopers blijft glitter en glamour van hen afstralen, zeker binnen de context van de fototentoonstelling. In veel van zijn foto’s verbergt Corbijn de beroemdheden achter maskers, maar zelfs dan blijven ze herkenbaar. Mick Jagger met een masker blijft Mick Jagger.
Slechts in een paar foto’s verdwijnt de artiest, zoals die waarin Johnny Depp een muts over zijn ogen heeft getrokken. Blijkbaar zit zijn kracht in zijn ogen. Bij een portret van Frank Zappa gebeurt het omgekeerde. De muzikant neemt een trek van zijn sigaret en verbergt daarmee zijn karakteristieke sik. Zappa is voor even niet de charismatische componist en gitarist, maar een oude zieke man die ons met vermoeide ogen aanstaart. Anton Corbijn legt de mens achter het merk bloot.
1-2-3-4 en Hollands Deep zijn nog tot en met 21 juni 2015 te zien in het Fotomuseum en het Gemeentemuseum Den Haag.